888






Die ochtend bij het opstaan viel ik op de trap. De pijn was zo hevig dat mijn hart ervan stokte. Een slecht begin van een slechte dag. De dag dat de Raad van State oordeelde dat mijn grappige schip, mijn gekke eiland, mijn oase van rust en groen weg moest uit Amsterdam.

Ik had hem met eigen handen gemaakt, dat schip, toen ik maar net voet had gezet op de Nederlandse bodem. Ik wou ermee naar Rusland varen. Wat mislukte, omdat ik zwanger raakte van mijn eerste, en besloot in Amsterdam te blijven. Ik woonde er toen op, en ben er ook op bevallen.

Eerst wou ik een paddenstoel ervan maken, rood met witte stippen. Ik werd gestuurd naar Robert Jasper Grootveld, die experimenteerde al 10 jaar met Soft Building: een methode om schepen van piepschuim te maken, dat, goed ingepakt in zeil en strak ingesnoerd in visnetten, pakketten vormde die je aan elkaar kon knopen. Onzinkbaar. Zijn constructies waren adembenemend: majestueus, fantasievol, magisch. Maar bovenal: ze voelden als land, echt land. Als je op een schip loopt voelt het niet natuurlijk. Hoe groot het schip ook is, de bewegingen die zij maakt worden niet als vanzelfsprekend ervaren. Een Soft Building schip daarentegen, voelt "gewoon" aan. Je denkt dat je aan wal bent. Ja, ze deinen natuurlijk ook wel, maar zonder schokken. Je wordt er ook niet zeeziek van. De techniek van het knopen met uitsluitend zachte materialen maakt de constructies prettig voor het menselijk lichaam. Ongewild heeft Jasper iets ontdekt: dat land op het water andere definities heeft dan land op het land. Land op het water moet meegeven met, toegeven aan de kracht van het water.

Jasper vroeg mij: "Wil je er mee varen?" "Ja!" zei ik. En hij legde mij uit hoe ik te werk moest gaan. Een paddenstoelvorm was uit den boze, het schip moest hydro- en aerodynamisch worden. Ik koos voor een systeem dat de hydrodynamica zou bevorderen: een catamaran van twee lange slurven van vinyl, gevuld met piepschuim en strak ingesnoerd, met weer een laag dik vinyl erover heen. Alles wou ik met de hand doen, zonder elektrische apparaten. De bouw heeft dan ook jaren geduurd, jaren waarin elke minuut van mijn tijd gespendeerd werd aan het bouwen aan mijn schip. Jasper is me jaren blijven coachen. Al snel kreeg ik ook les van zijn allereerste leerling: Arie Taal. De lessen van Arie waren praktisch: hij leerde mij de knooptechniek, en het snijden van netten op de juiste maat. Die van Jasper waren filosofisch. We rookten samen een stikkie en hij vertelde over water en piepschuim, over de Kracht van Zacht en de Kracht van Veerkracht.

Voor ik begon heb ik toestemming gevraagd aan de toenmalige havenmeester, de heer Nootenboom, en gevraagd wat de procedure was. Hij liet me onder zijn supervisie het schip meten en kwam vanaf dat moment elk kwartaal het havengeld innen. "Hoe moet zij heten?", vroeg hij. "De 888", antwoordde ik, want precies zo lang was hij "en het is een HIJ." Schepen worden gemaakt door mannen. Als ze varen missen ze de vrouwen, en daarom zijn hun schepen vrouwelijk; maar de 888 is gebouwd door een vrouw, en is dus een jongen. Toen hij met pensioen ging namen de opvolgers van dhr. Nootenboom de afspraak over. Het klinkt gek in deze tijd maar toen ging het zo. De havenmeester was dé autoriteit op het water. Zijn wil was wet. Hij voer onophoudelijk door de Amsterdamse wateren en meerde telkens af bij schepen: om het havengeld te innen, maar ook "om de boel bij elkaar te houden" middels kopjes koffie met gevulde koeken. Halverwege de jaren '90 is dat systeem van lijfelijke aanwezigheid van de autoriteit verdwenen door de automatisering bij de Dienst Binnenwater Beheer. Wat ik toen niet wist, is dat de havenmeester vanaf dat moment zijn macht zag afbrokkelen, en overgenomen zag worden door de juridische afdeling. De cijferambtenaren die nooit van hun kantoor kwamen hadden het overgenomen.

Vanaf het begin heb ik, zwanger of niet, met pasgeboren baby's aan boord en later kleuters en pubers, driftig met mijn schip door heel Noord-Holland gevaren. Het was een typisch beeld in Amsterdam: er werden dan ook documentaires over mijn eiland gemaakt. In 1995 was ik nog in de drukte op Sail te vinden. Na mijn derde zwangerschap ging het mis: ik kreeg extreme bekkeninstabiliteit, en kon 6 maanden niet lopen. Daarna moest ik jaren in een korset, jaren waarin ik niet heb gevaren. Maar zodra het kon was ik weer op het water te vinden. Deze lente, bijvoorbeeld, heb ik anderhalve maand op het IJsselmeer doorgebracht. De weersomstandigheden waren om u tegen te zeggen (anderhalve maand straffe tot stormachtige NO-wind), maar de 888 heeft zich kranig gehouden. Ijsselmeerwaardig. Ik voer strak aan de wal, want dat kan met zo'n überplatbodem, en werd eens door de stormachtige wind tegen de dijk geworpen, op messcherpe rotsblokken, maar omdat de 888 onzinkbaar is kon ik hem zo weer het water in afduwen en verder reizen, tot Edam aan toe. Je zou zeggen dat men eerbied kreeg voor deze prestatie.

Eerst had ik er een klein grasveldje aangelegd, en een paar wilgentenen erin gestoken. Want dat kan op een schip van piepschuim, het is immers land, land op het water. In de loop der tijd is het vanzelf gaan groeien en bloeien. In de jaren van mijn invaliditeit was het een regelrechte bos. Een klein leuk bosje op het water.

Collega Molovich noemt hem de Flaterfoon. De Flaterfoon moet helaas weg uit de Amsterdamse wateren. Na 25 jaar trouw havengeld te hebben betaald, word ik met een dwangsom van 5000 euro per dag gesommeerd mijn grote liefde uit mijn leven te rukken. De Amsterdamse rechtbank had anders geoordeeld: van de rechter mocht de 888 blijven. Het zag er gek uit maar was wel een pleziervaartuig van minder dan 12 m, gebouwd en getuigd om te varen, met alle wettelijke items aan boord. Die mogen in de stad. Dus waarom de mijne niet? Maar in het onherroepelijke vonnis van de Raad van State staat dat de 888 er niet uit ziet als een pleziervaartuig, en dat er te weinig mee wordt gevaren. Het vonnis van de Amsterdamse rechter is vernietigd door de heren in Den Haag.

Een kind kan zien dat de argumentatie omtrent de mate van het varen niet klopt. Was dat zo, dan zouden 90% van alle pleziervaartuigen uit de stad heen gestuurd moeten worden. Maar dat gebeurt niet. Dan komen we bij argument 2: de 888 ziet er niet uit als een pleziervaartuig.

Inderdaad, beste mensen, de 888 ziet er heel anders uit. Dat was ook mijn bedoeling. Bij elke stap in de jarenlange bouw heb ik mezelf gedwongen om niet te kijken naar bestaande structuren. Ik wou vernieuwend zijn. Ik hield mezelf daarbij heel dicht bij de natuur, keer op keer. Bij elke technische vraagstuk vroeg ik me af: "Wat zou de natuur doen in dit geval?" Ik probeerde een waterwezen te maken, een organisch iets. Dit wordt mij niet in dank afgenomen. Had ik toch maar een witte strijkbout van polyester moeten maken?


Eerder op AT5 verschenen.